De Volders vieren hun carnaval op een wijze die sterk verwant is aan de Duitse culturele tradities. Dat blijkt o.a. uit het pompeuze prinsenpak waarmee de Prins van de Volders zich doorgaans uitdost. Grote driepuntige steek met enorm veel veren, kanten hoogopstaande kraag, een tuniek van goudbrocaat met bolle mouwen en veel kant, een grote pofboek, maillot en enorme laarzen tot bijna in de liezen. Kortom, naar de laatste mode … in het ‘Groot Keizerlijke – Duitse – Rijk’.
Met 24 jaar wordt Alphons lid van de raad van 11 van de Volders. En uiteraard loopt Alphons in het gebruikelijke rokkostuum met grote steek. Groot is dan ook het contrast met de ‘outfit’ van het mede door hem opgerichte d’Haone: een simpele bescheiden gestreepte blauwe kiel. Van heer naar boerke. Maar Alphons is in staat een brug te slaan tussen het ‘oude carnaval’ en het ‘experiment van d’Haone’. Tussen tradities en nieuwlichterij dus. Een talent om bruggen te slaan valt ook op binnen de gelederen van de Federatie van Eindhovense Carnavalsverenigingen. Als voorzitter van d’Haone heeft Alphons sowieso veel contact met het bestuur van de F.E.C. en dan vooral met haar voorzitter Jan Kuhr. Tussen Alphons en Jan ontstaat een warme vriendschap. Jan ontpopt zich daarbij min of meer als een soort mentor van Alphons. De laatste wordt door Jan ook wel ‘mijn carnavalszoon’ genoemd.
d’Haone steunen de Federatie op een buitengewoon actieve wijze; de Federatie staat immers borg voor die ‘ene stadsprins van het Lampegat’ waar d’Haone altijd zo’n vurig voorstander van zijn geweest.
Alphons werkt rond zijn dertigste jaar bij Philips, bij het bedrijfsonderdeel Elcoma. Hij is voorbestemd om als ‘expat’ te worden uitgezonden naar Singapore. Hij heeft net zijn afscheidsfeestje gevierd en is zich mentaal aan het voorbereiden op zijn nieuwe aanstelling in Azië, als hij door de Prinskeuze-commissie van de Federatie benaderd wordt, met de vraag of hij belangstelling heeft om Prins van Eindhoven te worden. Alphons voelt zich buitengewoon vereerd, maar geeft aan dat er praktische bezwaren zijn. Hij zal immers de staart van het carnavalsseizoen niet kunnen meemaken in verband met zijn geplande vertrek naar het buitenland.
Jan Kuhr blijkt al lang een oogje te hebben gehad op zijn pupil. Maar Jan heeft geduldig moeten wachten tot Alphons oud genoeg was. Nu is dat moment aangebroken, en dan zal Philips toch geen roet in het eten gaan gooien…
Hoe is niet helemaal duidelijk, maar de loopbaan van Alphons krijgt een bepaald andere wending. Het Singapore-avontuur wordt gecancelled, en Alphons krijgt ruimte om daadwerkelijk Stadsprins te worden. Het laatste ‘kunstje’, binnen het carnavalswereldje dat hij wil meemaken in een formele rol. Hij droomt al van een toekomst als anonieme Haon, simpel in een boerenkiel – of nog beter verkleed en onherkenbaar met een mombakkes op.
Alphons vraagt zijn medebestuurslid bij d’Haone Jaap Riemens als adjudant. Jack Vredegoor, van beroep straaljagerpiloot – en lid van de Kwelschapen, zal zijn tweede adjudant zijn. Een strategische keuze, want zo rond 1975 worden stedelijke carnavals evenementen gewoonlijk op carnavaleske wijze ‘verstoord’ door de Kwelschapen. Alphons hoopt van deze ‘ergernissen’ verstoken te blijven door een lid van de Kwelschapen in zijn team op te nemen. Als hofdames vraagt Alphons de vrijgezelle dames Miep van Daal en Wil Verhees. Over de kosten die gemaakt moeten worden is men duidelijk: ‘niet meer dan ‘ne goeie vakantie’. En dus moet het team wel op zoek naar ‘betaalbare kleding’.Vast staat dat Alphons niets moet hebben van het traditionele ‘Duitse pak’. Hij doet een beroep op een van zijn beste vrienden, Jan Swinkels, die een kostuum ontwerpt dat geheel gemaakt is van zwart fluweel. Ook de ruim vallende mantel is van zwart fluweel, maar de binnenzijde daarvan juist felrood. De gebruikelijke driepuntige steek wordt vervangen door een oer-Hollandse ‘ministers-hoed’, om het vernieuwende karakter van de aankleding te benadrukken. Om kosten te besparen dragen de adjudanten een ‘eenvoudige’ smoking, met enkele fluwelen details. De hofdames gaan gekleed in een robe gemaakt door Miep Koppelmans, de tante van hofdame Miep. Wel naar een ontwerp van Jan Swinkels.
Als Alphons voor het eerst moet komen opdraven voor zijn pak, verwacht hij een dikke naaister te treffen, die hem in de kleren zal zetten. Maar hij is aangenaam verrast met de frêle verschijning van Jolanda van der Waerden. Zoals in de ‘haute couture’ gebruikelijk is, wordt de kleding op het lijf afgespeld. Alphons dus als levende paspop.
Als naam wordt gekozen voor ‘Achemure’, naar een oud Hollandse naam die ooit gebruikt werd door Joost van den Vondel. De naam staat voor: ‘hij die zich sierlijk tooit’. Deze naam is bedacht door Lucien van der Harten. En deze sierlijke mens zal het weten, want overal waar hij verschijnt, willen vrouwen zijn fluwelen mantel voelen. ‘Zunne zachte, mooi stof, hè!’
Als tijdens de Eindhovense optocht van 1975 Alphons hoog op de prinsenwagen om zich heen kijkt, ziet hij een groep van meer dan 5.000 jonge enthousiaste carnavalsvierders hem en zijn prinsenteam omringen. Het Eindhovens Dagblad schrijft later dat er zeker 10.000 mensen meer naar de optocht zijn komen kijken, dan de jaren ervoor.
Alphons voelt zich meer dan trots. Zijn droom met betrekking tot het soort carnaval dat hij in 1966 voor ogen had, lijkt werkelijkheid te zijn geworden.
Het carnavalsseizoen loopt meer dan soepel. Veel traditionele programmaonderdelen zoals het bezoeken van bejaardenhuizen en buurtclubs worden afgewerkt, zonder dat het publiek enige terugval kan waarnemen in enthousiasme en geëngageerdheid.
Vooral de bezoeken aan echte wijkgebonden carnavalsverenigingen laten een diepe indruk na, omdat ze getuigen van een enorme gemoedelijkheid, het betrokken zijn op elkaar en de aanwezige sociale cohesie. Voorbeelden daarvan zijn o.a. ‘de Strijpse Kraaien’, ‘de Blauwbuiken’ en ‘de Emmers’.
Achemure zal zich zelf beschrijven als: ‘Die vent die vier dagen lang met carnaval progressieve dictatuur heeft uitgeoefend…’ En als hij de burgemeester en wethouders officieel een onderscheiding geeft, zal hij opmerken: ‘Voor de prestaties die ze niet geleverd hebben!’
Het carnavalsjaar van Alphons kent vele hoogtepunten. Slechts het niet doorgaan van een voorgenomen bezoek aan het Eindhovense woonwagenkamp vormt een kleine teleurstelling. Gelukkig staan daar veel, heel veel positieve ervaringen tegenover, zoals het afscheidsfeest bij de Kwelschapen, waar tijdens een afscheidsfeest een pot nasi wordt gekookt in een pan waarin hofdame Miep met gemak kan verdwijnen.
En verdwijnen? Nou, niet echt… Dacht Alphons bezig te zijn geweest met zijn laatste officiële ‘klusje’ met carnaval, zal hij spoedig benaderd worden door Jan Kuhr om hem op te volgen als voorzitter van de Federatie van Eindhovense Carnavalsverenigingen.
Foto galerijen