De Agora was meer opgezet als een soort eetcafé. Ook was er hier een aparte sherrybar waar regelmatig optredens verzorgd werden door Gilbert, die later zelf een etablissement opende aan de Kleine Berg. Dit als ‘Ché Gilbert’ bekend staande ‘Bourgondische’ eetcafé is later omgedoopt tot café ‘de Baron’.
Beide ruimtes ademden een duidelijke Franse ambiance uit, niet in de laatste plaats door de lokale chef du maître John Fagel.
Fagel begon zijn loopbaan in Katwijk aan Zee en kwam via Utrecht en Amsterdam (Koperen Molen) naar Eindhoven. Fagel hanteerde een simpele culinaire filosofie, eigenlijk meer een bijzondere opvatting over koken die eerder een manier van leven is dan een kunst. Fagel was een echte Bourgondiër, de man van grootmoeders pot, die eerlijke gerechten serveerde en zijn gasten in het hart probeerde te raken. Hij wilde zijn gasten zien genieten, dan was hij tevreden.
Hoewel een beetje weggestopt in de ‘buik van de schouwburg’ blijkt de Agora een enorme hit. Na iedere theatervoorstelling is het er – vooral in het weekeinde - een drukte van jewelste. Dat is niet anders, na afloop van het jaarlijkse Federatiebal in diezelfde Stadsschouwburg.
Bistro du Theâtre / de Agora kende daarbij een bijzonderheid. Door de wat merkwaardige ligging was de (zichtbare) entree eigenlijk niet meer dan een tamelijk onopvallende deur in de zijwand van de schouwburg. Aan de buitenkant was niet te zien of er gasten waren of niet. Het vormde gaandeweg een perfect alibi om officieel de deur te sluiten op sluitingstijd, en tegelijkertijd voor de intimi de zaak ‘open’ te houden tot diep in de nacht. Alleen daarom al kwamen d’Haone graag in de Agora. Ze zijn er zelfs zo ‘kind-aan-huis’, dat zij van John Fagel de sleutel kregen om de deur te sluiten als de laatste gast vertrok.
De combinatie Bistro du Theâtre / Agora was eigenlijk te klein voor d’Haone en hun enorme vriendenkring. Daarom hadden de toenmalige bestuursleden Alphons Dassen, Pieter Dekker en Fons Roels een gesprek met Ben Ullings, directeur van de Stadsschouwburg. Achter de Agora lag een lange gang die de ruimtes onder het grote toneelpodium met elkaar verbond. Naast wat zaaltjes, lagen er enkele vrij grote kleedkamers, toiletgroepen en het fietsenhok. Het waren buitengewoon sobere ruimtes, eigenlijk niet meer dan betonnen ‘hokken’ maar wel verschrikkelijk groot. Ben Ullings ging akkoord met het gebruik van deze opstallen, waarmee de grootschalige feesten voor duizenden bezoekers opgezet zouden kunnen worden.
Zonder Bert Gielissen zou het trouwens helemaal niet mogelijk zijn geweest. Bert was toendertijd directeur van Gielissen Standbouw en had het etablissement van John Fagel ingericht. Met het oog op de komst van d’Haone zorgde Bert voor een gigantische hoeveelheid beschermschotten voor de wanden van de Agora, de Bistro en de ruimtes in ‘de buik van de Stadsschouwburg’. Deze konden jaar op jaar opnieuw gebruikt worden, waarbij ze tussen de carnavalsfeesten in werden opgeslagen in een loods van fam. van Tuijl.