2
Hij kwam van over 't water:
den Scheldevloed, aan wal te voet,
't Antwerpen op de straten,
zilver veren op zijn hoed.
Harba ...
't Antwerpen op de straten,
leren leerzen aan zijn voet
3
Och Turnhout, stedeke schone,
Zijn uw ruitjes groen, maar uw hertjes koen,
laat den Hertog binnen komen
in dit zomers vrolijk seizoen:
Harba ...
Laat den Hertog binnen komen,
hij heeft een peerd van doen.
4
Hij heeft een peerd gekregen,
een schoon wit peerd, een schimmelpeerd,
daar is hij op gestegen
dien ridder onverveerd:
Harba ...
Daar is hij op gestegen
en hij reed naar Valkensweerd.
5
In Valkensweerd daar zaten
al in de kast, de zilverkast,
de gulde-koning zijn platen:
die wierden aaneen gelast.
Harba ...
De gulde-koning zijn platen;
toen had hij een harnas.
6
Rooise boeren komt naar buiten:
met de grote trom, met de kleine trom,
trompetten en cornetten en de fluiten,
want den Hertog komt weerom.
Harba ...
Trompetten en cornetten en de fluiten,
In dit Brabants Hertogdom.
7
Wij reden allemaal samen
op Oirschot aan, door een kanidassenlaan,
en Jan riep: In Gods name,
hier heb ik meer gestaan.
Harba ...
En Jan riep in Gods name:
reikt mij mijn standaard aan.
8
De standaard was de gouwe:
die waaide dan, die draaide dan,
die droeg de leeuw mee klauwen:
wij zongen alleman:
Harba ...
Die droeg de leeuw mee klauwen,
ja de leeuw van Hertog Jan.
9
Hij is in Den Bosch gekomen,
al in de nacht, en niemand zag't,
en op de Sint Jan geklommen,
daar ging hij staan op wacht.
Harba ...
En op de Sint Jan geklommen,
daar staat hij dag en nacht.
Floris v.d. Putt componeerde dit lied op tekst van Harrie Beex. Beiden waren pastoor en actieve leden van Brabants Heem. Het lied werd, voor zover men heeft kunnen nagaan, voor het eerst gepubliceerd in 1947. De Stichting Brabantia Nostra nam het initiatief tot de uitgave bij gelegenheid van haar jaarlijks congres in de Abdij van Berne te Heeswijk.
Hertog Jan werd geboren in 1253 en was hertog van Brabant van 1267 tot 1294. Naast hertog was hij ook dichter. Er zijn 9 minnedichten van hem bekend. Uit één van zijn gedichten, een danslied, stamt de tekst 'Harba lori fa'.
Eens meienmorgens vroe
Was ic opgestaan;
In een scoen boemgaerdekijn
Soudic spelen gaen.
Daer vant ic drie joncfrouwen staen;
D'ene sanc voren, d'ander sanc na:
Harba lori fa.
© Harrie Franken Liedarchief Weebosch-Bergeijk