Verwijzingen naar een dergelijk narrenschip zijn ook terug te vinden in de literatuur van de middeleeuwen. Zo is in das Narrenschiff van de Duitse humanist en theoloog Sebastian Brant (1494) al te lezen hoe narren op een narrenschip naar Narragonia reizen. In het nog oudere (+/- 1360) Schiff der Flust (Verlust) van Heinrich der Teichner reist men naar ’Ungern’: een plaats waar men ’ongaarne’ naartoe gaat.
Dan is er nog het fenomeen van de "Blauwe Sjuut (Schuit)". Komt men voor het eerst tegen in een gedicht van Jacob van Oestvoerne in 1413. Hij vertelt in het verhaal van een gilde, bestaande uit vertegenwoordigers van alle lagen uit de burgerij, die stuk voor stuk een grote ondeugd, gebrek of tekortkoming kon toegemeten worden.
De gilde bestond voornamelijk uit vervlogen adel, verwende rijkeluiszoontjes, vraatzuchtige monniken, domme kooplieden en gebuisde studenten. Gebreken of tekortkomingen, die in termen van dwaasheid nog te bezweren leken en bovendien een uitzicht op herstel boden. Moordenaars, zeerovers, brandstichters, vrouwen van lichte zeden, hoogverraders, enz. ... konden derhalve nooit deel uitmaken van een dergelijk gilde.
Dit soort schuitgildes manifesteerden zich in tal van plaatsen gedurende de middeleeuwen. Zo bericht Jacob van Oestvoerne dat zulke gilden al lang voor 1413 in Antwerpen hebben bestaan, terwijl naderhand ook Nijmegen, Utrecht, Breda en 's-Hertogenbosch dergelijke gilden herbergden.
De scheepsbeeldspraak was in de middeleeuwen erg populair. Vooral in de satire. Men hekelde immers in spotgedichten ook de kerkelijke overheid en aangezien blauw een sacrale kleur was, gaf men aan de schuit dit blauwe mee. Hoogstwaarschijnlijk komt de toevoeging blauwe daar vandaan.
Om het lezen te vergemakkelijken zijn onderaan de artikelen vier links toegevoegd waarmee achtereenvolgens van links naar rechts, naar het eerste, het vorige, het volgende en laatste artikel gesprongen kan worden.
<< eerste artikel | < vorige artikel | volgende artikel > | laatste artikel >> |