Trivia (29)
Een hoogtepunt dat vaak plaatsvindt in de laatste week voor carnaval is de prinsenreceptie. Daarnaast wordt, naar het Rijnlandse model van de ”Weiberfastnacht”, een zogenaamde ‘Vrouwen-Vastenavond’ gevierd op donderdag of vrijdag voor Vastenavond. De vrouwen spelen dan de baas. Ze laten zich niets door de mannen zeggen; er worden klopjachten op mannen gehouden of mannen kunnen zich dan niet zonder risico vertonen.
Afhankelijk van de lengte van het carnavalsseizoen (of carnaval vroeg of laat in het jaar valt) volgt na Driekoningen een meer of minder intensief programma van zittingen, revues, bals, en specifieke manifestaties en evenementen. Het belang van deze voorfase moet niet worden onderschat. Het is de tijd van het ‘voortsudderen’. Geleidelijk treedt door deze premanifestaties, door liedjes die men hoort, door zelf te spelen in boerenkapellen of in de Limburgse zaate hermeniekes / joekskapellen, door concoursen voor dansmarietjes, door buutreedners / tonpraoters-bijeenkomsten, een carnavalistische hersenspoeling op.
In de volkscultuur was de twaalfdaagse periode van Kerstmis tot Driekoningen, de twaalf heilige nachten, vroeger van veel belang, maar de betekenis ervan is erg verwaterd. Op 28 december worden nog steeds op enkele plaatsen de “onnozele” kinderoptochten georganiseerd of zijn deze weer in ere hersteld. Het vroegere Driekoningen (op 6 januari, waarbij men de kerstboom mag aftuigen) is historisch nauw verwant aan de Vastenavond gebruiken. Het feest fungeerde oorspronkelijk als een nieuwjaarsfeest en/of de verdrijving van het oude jaar. Dit is een kerstening van nog oudere heidense gebruiken. In voorchristelijke tijden was 1 maart het nieuwe jaar. Het werd vormgegeven door het verdrijven van een “ald wief” (een oud wijf).
Na het 11-11 feest komt er een stille periode die “Advent” heet. Het betreft de vier volle weken voorafgaand aan Kerstmis. Er zijn dan geen openbare activiteiten aangaande het carnaval.
Sinds een geruime tijd in de 20e eeuw is 11 november een belangrijke startdatum van de carnaval gaan worden. Dit is exact 40 dagen voor 21 december, de kortste dag van het jaar. Het getal 11 is van oudsher het getal van de dwazen en narren.
Het carnaval is door de vastenperiode ingebed in het Rooms-katholieke kerkelijke jaar en vindt zodoende 40 dagen voor Pasen plaats. Daarom kan carnaval in principe op elke datum tussen 2 en 3 februari en 9 en 10 maart vallen. Men viert namelijk het Paasfeest op de 1e zondag na de 1e volle maan na 21 maart (lente equinox). De volle maan was noodzakelijk vanwege de vele pelgrimages naar heilige plaatsen die dan plaatsvonden. Het feest werd zo overal op dezelfde tijd gevierd en pelgrims konden ervan verzekerd zijn dat ze de tocht, ook bij nacht, konden volbrengen. Het is ook niet toevallig dat het carnavalsseizoen wordt ingezet op 11 november, het feest van St. Maarten, opnieuw 40 werkdagen voor een belangrijk kerkelijk feest: Kerstmis.
2.2.1. Europa
Over de vele wijzen waarop in ons werelddeel het carnaval wordt gevierd is een hele carnavalsencyclopedie te vullen. Elk land, elke stad, elk dorp, kent zijn eigen vormen met optochten, bals, uitdossingen, muziekgezelschappen, zittingen en combinaties hiervan.
Het carnaval wordt in Nederland ongetwijfeld het meest intensief gevierd in Limburg en Noord-Brabant. In het zuiden van Nederland functioneert het hele voorseizoen vanaf de ‘11e van de 11e’ als ‘warming up’. Het carnaval zelf is het grote slottoneel waarbij het normale leven van alledag als verlamd is: scholen en bedrijven sluiten en op veel plaatsen is de deelname aan het feest zeer algemeen. De niet-deelnemer weet dan ook nauwelijks waar hij het moet zoeken, en kiest soms voor de wintersport.
1.3 Aanloop naar het hedendaagse Carnaval: Het middeleeuwse Christendom
1.3.1. Carnaval en Christendom
Naarmate de greep van het Christendom op de Europese samenleving sterker werd, probeerde het steeds nadrukkelijker de talrijke inheemse gebruiken te onderdrukken. Omstreeks het jaar 500 werd al tegen deze heidense gebruiken van leer getrokken. In de synode van Leptines in 742 werd onder andere stelling genomen tegen de ”Spurcalibus” in ”februario” (de ‘banketten in februari’). De biechtboeken rond 800 vermeldden op het verkleden als dier of oud wijf in januari of februari een ‘niet geringe penitentie’ (boete).
Carnaval of Vastenavond is vermoedelijk een zeer oud volksfeest, ook al is er geen doorlopende overdracht van tradities vast te stellen. Het gaat meer om overeenkomsten tussen verschillende feesten die voortdurend herleven.
Meer...
“Over carnaval schrijft men niet ... dat beleeft men, dat viert men”, zal ongetwijfeld een groot aantal carnavalsgekken zeggen. Helemaal ongelijk hebben zij niet, maar als je bij de viering en de voorbereidingen van dit jaarlijkse feest betrokken bent, komen er toch vanzelf diverse vragen in je op en word je nieuwsgierig naar de achtergronden van het fenomeen. Vaak blijkt dat de kennis over de historische achtergronden, de herkomst van gebruiken en rituelen en de betekenis van ongeschreven ‘regels’ gering is. Dit is zowel het geval in gebieden waar het carnaval nauwelijks of niet wordt gevierd als daar waar de viering juist zeer intensief is. Deze lesbrief probeert die leemte in kennis op te vullen. Tegelijkertijd probeert dit document door een uitleg over de geschiedenis en de gebruiken ook een klein betoog te zijn voor het behoud van de ziel van het traditionele feest, tegenover een té grote vercommercialisering (en daarmee vaak verbonden ‘verplatvloersing’), wat o.m. blijkt uit het gegeven dat de laatste jaren de carnavalssfeer geweld wordt aangedaan door het allesoverheersende niet-carnavaleske muziekgedreun (boenga-boenga), zoals bijvoorbeeld tijdens de carnavalsoptocht blijkt dat steeds meer harde, elektronische muziek uit boxen de overhand heeft i.p.v. levende muziek en meedeinende carnavalsmuziek (zie 4.3 De muziek).
De lesbrief bestaat voornamelijk uit een samenstelling van artikelen en passages uit boeken over carnaval. Hoewel dit document zich richt dus op carnaval in het algemeen, zitten er op verschillende plekken ook specifieke elementen uit de Lampegatse traditie in verweven.
Om het lezen te vergemakkelijken zijn onderaan de artikelen vier links toegevoegd waarmee achtereenvolgens van links naar rechts, naar het eerste, het vorige, het volgende en laatste artikel gesprongen kan worden.
<< eerste artikel | < vorige artikel | volgende artikel > | laatste artikel >> |
In de optocht:
Daar waar overmatig toerisme en reclame het volksvermaak naar de achtergrond drukken en passiviteit in de hand werken, is men een stap te ver gegaan. Kort gezegd: het is de moeite waard dit feest voor de samenleving zelf te vieren of het is niet de moeite waard het te vieren. Dit is voor stad of dorp gelijk.
Er bestaat geen volledige eenduidigheid over de herkomst en betekenis van het woord carnaval. Volgens de meest bekende theorie ligt de herkomst van het woord ‘carnaval’ in het Latijn en kan het herleid worden tot carne vale, oftewel ‘vaarwel aan het vlees’. Deze betekenis zou duiden op het begin van de vastentijd. Een andere uitleg stelt dat de term een samentrekking zou zijn van het Latijnse carne (vlees) en valere (regeren), wat verwijst naar de tijd dat ‘het vlees regeert’. In diezelfde lijn der gedachten zou de oorsprong volgens andere theorieën liggen bij het Italiaanse carnueale , dat zoveel betekent als ‘het vlees verslinden’.
Lampegatse Carnavalsgroet ‘Salaai’
Een snelle Google-zoekopdracht leert ons dat het woord gebruikt wordt in ‘Het Lichtstadnarrenlied’ dat in 1969 is opgenomen door Tony Bass.
Verder blijkt er naast een zinnetje op de Wikipediapagina van ‘Alaaf’ – ‘In Eindhoven begroet men met Salaai’- weinig over de herkomst van Salaai bekend te zijn.