In Eindhoven wordt vanaf het einde van de negentiende eeuw in de beslotenheid van huiskamers en cafézalen carnaval gevierd. De oudste carnavalskrant ‘De Klapekster’ verschijnt in de jaren 1883, 1884 en 1885. In 1883 heeft de Stratumse Harmonie ‘De Dageraad’ een carnavalsconcert georganiseerd, blijkens een bewaard gebleven aanplakbiljet. Hoewel de culturele vereniging ‘De Limburgers’ bij de heroprichting in 1947 hun carnavalsviering hebben, krijgt het georganiseerde carnaval in Eindhoven in 1953 door toedoen van de Maastrichtenaren Pi Jacobs en Bèr Meijs een injectie o.a. door de oprichting van de carnavalsvereniging De Volders. Deze chique carnavalsvereniging gaat gewoonlijk gekleed in rokkostuum en doorgaans beweegt men zich voort op stokpaardjes.
Tot de grootste carnavalsvieringen hoort die van Maastricht omdat die kan bogen op een jarenlange traditie. In 1839 werd de sociëteit Momus opgericht. Deze sociëteit gaf het spontane volksfeest een meer georganiseerd karakter, door naar Rijnlands voorbeeld zittingen en optochten te houden. In feite is Momus dus ouder dan Jocus uit Venlo, maar deze sociëteit ging in 1939 ter ziele. Na de Tweede Wereldoorlog werd de voortrekkersrol in Maastricht overgenomen door carnavalsvereniging 'De Tempeleers'. In de Maastrichtse Carnaval wordt veel aandacht besteed aan de kostuums ('pekskes') en aan het schminken van het gezicht. In tegenstelling tot vandaag de dag, speelde het feest zich in hoofdzaak af in de kroegen. Wel trokken carnavalsgasten in groepen van kroeg naar kroeg. Het aantrekkelijke was dat iedere zichzelf respecterende kroeg haar gasten trakteerde op ‘levende muziek’. De kroegentochten vormen een goede voedingsbodem voor het latere straatcarnaval.
Ondertussen groeit de vereniging als kool. In het tweede jaar zijn er reeds 150 leden ingeschreven en staan er 15 mensen op de kandidatenlijst. De leden van de Haone kunnen grofweg verdeeld worden in een tweetal categorieën. Enerzijds bestaat de vereniging uit studenten, anderzijds uit ‘werkers’, jonge mensen die net aan hun carrière zijn begonnen in het bedrijfsleven of in de onderneming van hun ouders. Kenmerkend is dat veel leden van d’Haone, of zelf of via hun ouders, verbonden zijn met de middenstand van Eindhoven. Ook zijn relatief veel leden uit fabrikantenfamilies afkomstig. De combinatie student en ‘werker’ is een wonderlijke, maar uiteindelijk succesvol fenomeen. Heeft de werker soms het gevoel niet erkend te worden door de student, die bij tijd en wijle wat elitair over kan komen, al snel wordt duidelijk dat de student op zijn beurt niet zonder de werker kan. De laatste beschikt over geld en contacten.
Met het groeien van d’Haone komen de leden in toenemende mate buiten de eigen sociëteitskring. Steeds vaker gaat men op bezoek bij collega carnavalsverenigingen, en steeds vaker komen andere clubs bij d’Haone op bezoek. Als d’Haone, in een enkel geval geen zin hebben om anderen te ontvangen, worden de gordijnen van Palermo gesloten en doet men alsof het binnen enorm druk is.
In de jaren 1963 tot en met 1966 viert Jan Swinkels uit Best carnaval bij Sociëteit Jocus in Venlo. Jocus is in die periode te vinden in Hotel Nationaal. Jan kijkt er zijn ogen uit. Met kundige ogen, want Jan studeert aan de Eindhovense Academie voor Industriële Vormgeving in Eindhoven. Vastelaovond vieren in Venlo blijkt meer te zijn dan alleen maar carnaval, het is ook cultuur opsnuiven. Jan Swinkels vindt bij Jocus de inspiratie die hij zal inzetten voor een eigen carnavalsclub in Eindhoven.
Als kinderen uit het Philipsdorp in de zestiger jaren met hun ouders naar de ‘stad’ gingen, bedoelde men doorgaans daarmee dat men ‘naar de winkels ging’. De term ‘stad’ had in de hoofden en harten veel minder de betekenis van ‘het bestuurlijke centrum’ van de annexatiegemeente Eindhoven die in 1920 was ontstaan, door de samenvoeging met de dorpen Strijp, Stratum, Gestel, Woensel en Tongelre.
Een bijzonder gezelschap vormt ‘C.V. de Badmutsen’. Deze kleine carnavalsvereniging binnen d’Haone bestaat uit Frans Dillen (‘het voltallige bestuur’), Jeroen van der Waerden en Han van der Sommen (‘de leden’), en Marja de Krom (‘de complete dansgarde’).
‘Tante Riek’ - Riek van de Meerakker (Kasteleinse van 't Huufke, Waalre)
‘Tante Riek’ was een begrip in Waalre. Als Henrica van Dijk was ze gehuwd met Driek van de Meerakker. Vanaf 1950 runde zij samen met haar man het café.
‘Waarom verder stappen? Ons Riek zal hier wel tappen.’, was de lijfspreuk die wijd en zijd bekend was. En even verderop: ‘Dus leg eens aan en neem een halve haan’.
In 1980 zette het echtpaar een punt achter hun werk na dertig jaar noeste arbeid.
Het Stadspaviljoen
In mei 1961 werd de eerste paal voor de Stadsschouwburg geheid door schrijfster Harriet Laurey (1924-2004) uit Eindhoven op de plek waar de Engelse tuin van de rentenierende Amsterdamse familie Sinkel (jawel, van de ‘Winkel van Sinkel’) was aangelegd, inclusief koetshuis. Na het overlijden van Bernard Sinkel in 1890, kocht het Eindhovensch Mannenkoor een van de drie afgesplitste kavels. Waar nu de Wim van Doorne Muziekkiosk staat, werd toen een muziekkiosk gebouwd. Het Koetshuis werd omgebouwd tot paviljoen voor de zomerse buiten optredens van het koor.
Ben Ullings (directeur Eindhovense Stadsschouwburg)
De eerste directeur van de Stadsschouwburg werd Ben Ullings. Ben was tevens directeur van de ‘Kunststichting’ en directeur van de ‘Stichting Kunstzinnige Vormgeving Eindhoven’ (SKVE). Hij was toneelspeler bij de ‘Jonge Spelers’ (van 1950) en medeoprichter van ‘Toneelgroep Proloog’. Proloog hield zich vooral bezig met vernieuwend theater en zorgde daarmee voor een grote toeloop van toneelliefhebbers uit heel Nederland en opvallend veel uit Vlaanderen.