Mathieu Weggeman

Mathieu Weggeman (Prof. dr. ir. M.C.D.P.)

Hoogleraar Organisatiekunde / Innovatiemanagement Technische Universiteit Eindhoven

Begin jaren negentig leverde ik als columnist regelmatig bijdragen aan de Q-kulle-Q. Dat deed ik onder de naam ‘Kuuk Kullerman’ en veel van die stukjes gingen over de onstuitbare opmars van de farao-pop. Daarbij moet u denken aan nummers als ‘Egyptian Raggae’ van Jonathan Richman en ‘Walk Like An Egyptian’ van The Bangles.

Behalve de strijd tegen deze ongepaste invasie van onze, toch vooral op de grote terts gebaseerde cultuur, bevatte die columns ook af en toe verslagen van gesprekken met hoogmogenden, dan wel aankomend hoogmogenden van het Eindhovens Carnaval. Zo zijn er in die tijd spraakmakende interviews verschenen met ondermeer Justus Cauwenberg, Mariska van de Tweetegelen (met haar campagne voor een vrouw als Prins) en Bert Hijs (initiator van het afschaffingsdebat ‘Over en sluiten maar!’).

Hier volgt een, speciaal voor dit artikel geactualiseerde versie van het toen gehouden interview met de kandidaat-stadsprins voor dat jaar. De naam van de gedoodverfde nieuwe Prins was geweldig uitgelekt, maar kon for security reasons in het gespreksverslag natuurlijk niet genoemd worden. Daarom werd hij door mij aangesproken als PéPé – van Potentiële Prins – en het betrof hier een primeur; zie ook de berichten op Teletekst uit die tijd.

Het gesprek vindt plaats bij PéPé thuis in een van de stallen van zijn gezellige stoepgevelboerderij in het Brabantse (naam dorpje). Gedurende het hele interview was er volop drank en hors d’oeuvre varié en bevond zijn ravissante echtgenote zich aan zijn zijde, gehuld in opwindende kledij: een soort strak aansluitende jute zak waaruit PéPé allerlei happen genomen leek te hebben. Gedurende het hele gesprek van zes en een half uur werden we slechts twee keer gestoord. Een keer door een vertegenwoordiger van een confettikanonnenfabriek die “… ergens iets had opgevangen” en een keer door een telefoontje van een kennis van landbouwminister Gerrit Braks, of er wel voldoende gestrooid was. Hoewel PéPé mij voorstelde om vóór het interview nog even samen een puzzelritje te rijden – zijn grote passie – heb ik dat afgehouden en heb meteen mijn eerste indringende vraag op hem afgevuurd:

Hoe moet het verder met het Eindhovense carnaval?

‘Flauwe vraag, Kuuk. Mag ik die laten passeren? Kijk, ik wordt Prins, ik verschijn overal, Eendracht voorop, F.E.C.-sjerpen erachter, dan ik met mijn hele entourage, ik deel uit, breng sfeer, vuur aan, doe mijn ding, zet de boel op z’n kop, dan die toeter en hup de bus in naar de volgende halte. Wij hebben als Prins geen tijd voor dat soort filosofische vragen’.

Toch stel ik hem nog een keer, PéPé, omdat het hier nu eens een keer gaat over iets dat echt van wezenlijk belang is: Hoe moet het verder met het Eindhovense carnaval?

‘Oké, jij je zin: het moet blijven zoals het is en tegelijkertijd moet er veel veranderen want zo kan het niet langer! Er moeten van hoger hand regels, procedures en richtlijnen komen zonder dat die de vrijheid van de carnavalist ook maar op de geringste wijze aantasten. Zalen, feesten en bals moeten net als in Den Bosch en Maastricht gratis toegankelijk zijn voor mensen die een kaartje hebben. De prijs van zo’n kaartje zou redelijk moeten zijn zodat iedereen die een beetje gespaard heeft er een kan kopen. Verder is een belangrijk punt in mijn proclamatie: het verplaatsen van Eindhoven Airport naar het Stratumseind, maar dat vermoedde je natuurlijk al’.

Ik hoor je niets zeggen over de Federatie. Is dat toeval?

‘Briljante vraag, Kuuk. Mijn opvatting is deze: De Federatie moet er zijn. Dat is buiten kijf, maar we hebben hem niet nodig! Dus is mijn voorstel – en het moet nogal gek gaan, wil ik er dat niet doorkrijgen – dat iedereen die niets aan carnaval doet, automatisch lid wordt van het Bestuur van de Federatie. Het kost een paar sjerpen, weet ik, maar dat moeten we er met z’n allen voor over hebben. Blijft nog het probleem van het gewicht van de sousafoons. Ik ben daar nog over in gesprek met TNO en de NS. Let op Teletekst’, waarbij PéPé zijn wijsvinger gebiedend omhoog steekt en een en ander vergezeld laat gaan van een guitig lachje. Hier is meer aan de hand!

We wachten het rustig af, PéPé. Wat is naar jouw idee eigenlijk de taak van de Federatie?

‘Veruit de belangrijkste taak van de Federatie, Kuuk, is het tijdens Carnaval in evenwicht brengen van het vrij-voer aanbod met de vrij-voer vraag. We hebben het gezien in ‘91. Zowel in het Stadhuis als in de Vest bij de Club van 111, beleefden we toen hetzelfde probleem: een overmaat aan weinig in de smaak vallend roggebrood met spek en zult, net genoeg schijfjes leverworst ten stadhuize, overal te weinig bitterballen en een uit het lood geslagen broodjes-ham – broodjes-kaas – balans, zowel in de Vest als op het Stadhuis. Dat speelde al in 1991. We zijn nu bijna 20 jaar verder en er is geen moer aan gedaan. Vergeef me deze voor een prins ondiplomatieke taal, maar het is werkelijk stuitend om te moeten constateren dat de Federatie er in al die jaren niet in geslaagd is ook maar enige verbetering in deze wantoestand aan te brengen. Zelfs nu nog krijg ik bijna elke week wel een brief van iemand die om therapeutische redenen zijn verhaal kwijt moet over ‘het trauma van 1991’. Het is werkelijk afschuwelijk wat carnavalsvierders in dat jaar hebben moeten doorstaan. Ik wil er niet verder over praten, Kuuk, want mijn gemoed schiet vol. Ik weet niet hoeveel capaciteit jouw gemoed heeft …’

Is goed, PéPé, we knippen het er uit.

‘Er was trouwens nog veel meer dat in 1991 door de beugel geperst werd terwijl het daar eigenlijk niet doorheen kon: Wèl de stadhuishal ter beschikking stellen voor de afsluiting op dinsdagavond, maar niks versieren. Afgeschermd bobo-carnaval bij de Sleuteloverhandiging en het Bier-Elf-Uurke waardoor het de eenvoudige vierder bijkans onmogelijk gemaakt werd om ook maar iets mee te beleven. De Veterhaône die zonodig in Maastricht carnaval moesten gaan vieren omdat dit uit stramme oude heren bestaande college van mening was dat voor hun getoeter de akoestiek van Palermo te wensen overliet. Toen men daar in Limburg vroeg wat de betekenis van die eekhoorntjes was op hun lange zwarte jassen zijn ze, na nog één keer het Fom Fiem gespeeld te hebben, maar weer gauw teruggekeerd naar hun thuishaven’.

Wat is eigenlijk jouw motto voor de komende carnaval? Kun je daar iets over zeggen? Zou je voor ons een tipje van de sluier op willen lichten?

‘Dat wil ik wel’, zei hij terwijl hij liefdevol naar zijn ravissante echtgenote keek die kirrend een extra gaatje in haar strakke jute pakje trok. ‘Dat zijn nog eens tipjes, hè Kuuk? Maar ter zake: Allereerst stel ik voor om het in deze carnavaleske context niet meer te hebben over een ‘motto’ maar over een ‘sigismund’ en mijn ‘sigismund’ voor dit jaar luidt: ‘Ik kom tekort voor de wintersport’. Daar hoort natuurlijk een passend icoontje bij voor op buttons en in blaadjes. Dat wordt ‘nunnèrme drommel’ op blote voeten met daaronder als tekst: ‘Veur hum gin skoen van Van Bommel’.

Hofdames, PéPé. Ga jij met hofdames werken?

‘Kuuk, ik zal je zeggen: ik werk UITSLUITEND met hofdames. Echte hofdames bedoel ik dan. Dus niet van die huppelepupkes die je wel eens in de provincie tegenkomt, nee echt goed opgeleide hofdames; van die gymnasium alfa types maar dan met zonder bril. Laatst hadden we bij het proeflopen achter Pierre, waarbij hij de meest onverwachte wendingen maakte, een hofdame zonder ‘f’, een soort vrouwelijke Kerstman – ho, ho, ho, ho – nou, die is het niet geworden. We hebben haar een paar gymschoenen kado gedaan’.

Zo langzamerhand was de ravissante niet meer te houden, de gaten in het jute werden steeds groter en ze fluisterde te pas en te onpas in PéPé’s oor: ‘Echt genieten van de echtgenote?’

Mijn gastheer werd er hoe langer hoe onrustiger van en op een gegeven moment tilde hij haar op en droeg haar in zijn armen naar een andere stal van die prachtige stoepgevelboerderij in het Brabantse (naam dorpje). Zo eindigde destijds dit belangwekkende interview.

Helaas overkwam PéPé wat zo vele anderen ook is overkomen: hij is het niet geworden.

Maar ieder jaar kun je hem met carnaval nog als ‘eenvoudige vierder’ plezier zien maken op de pleinen en in de cafés van Eindhoven. Hij zou het nooit willen missen!

Uw eigen Kuuk Kullerman

(cultureel attaché i.o.)

Lees 38243 keer Laatst aangepast op zondag, 08 mei 2022 23:14
Meer in deze categorie: « Leo van de Voort Oh Heideroosje »